woensdag 28 augustus 2019

Een geschenk uit de hemel...


Beroepsmatig hulpverlener zijn schept verwachting. Je bent herkenbaar in je uniform. Mensen verwachten iets van je en nemen snel dingen aan. Jij bent immers de professional. Met een collega die er het zelfde uitziet, een auto die herkenbaar is.
Afbeeldingsresultaat voor ongeval a29
Maar wat als je privé betrokken bent bij een incident en daarbij niet als hulpverlener herkenbaar bent. Een tijdje geleden was ik met mijn gezin onderweg voor een familiebezoek. Op de snelweg reden we achterop een ongeval. Het incident had net plaatsgevonden, want we waren de eerste auto die stopte achter het incident. De details zal ik besparen, de afloop was een dodelijk slachtoffer. Deze man leefde nog toen wij kwamen maar is aan zijn ernstige verwondingen ter plaatse overleden. Je staat er bij en kunt niet veel betekenen. Als ik aan het werk ben en een melding als deze krijg, kan ik onderweg aanrijdend vast bedenken wat ik zou kunnen doen. Ik ben in uniform en heb een hele auto aan materialen bij me. Nu werd ik ineens geconfronteerd met het incident. Vanuit het niets en onvoorbereid. Ik ben gekleed in een korte broek en sandalen. Heb totaal geen spullen bij me. Ik heb alleen mijn gezin bij me die met grote ogen toekijkt wat er gebeurd. Mijn dochter zit voorin de auto en wil het niet zien. Ze gaat achterin zitten.

Als ik tijdens mijn werk bij een incident komt, voel ik me zelfverzekerd. Nu denk ik als hulpverlener maar tegelijkertijd loop je tegen alle beperkingen aan omdat je niet als hulpverlener gekleed en inzetbaar bent. Ineens bedenk ik me: Dit maakt dus de `gewone` burger mee in deze situaties. Je wilt wel, maar kunt niet veel. Ik heb wel een goed gevoel overgehouden, wat betreft de dingen en beslissingen die we genomen en gedaan hebben. Samen met andere automobilisten die er ook waren.
Maar ja, het is heel vreemd om op deze manier bij een incident betrokken te raken. Je bent totaal buiten je comfort zone. Je denkt als hulpverlener, maar je handelt als leek (omdat je niets hebt).

Op een rustige middag krijg ik met mijn collega een melding van een vrouw die onwel geworden is in een kapperszaak. We hebben de vrouw nagekeken en ik besluit ze te presenteren in een ziekenhuis. Haar dochter wil mee met de ambulance en vraagt of ze achterin bij haar moeder mag zitten. De situatie is stabiel dus ik vind dit prima. Onderweg stelt ze vragen en is ze erg belangstellend. Dan ineens is daar de vraag: Hoeveel levens heb je al gered? Oeps, he, levens redden? Ik?

Tja, ik zit ruim 5 jaar op de ambulance, maar heb ik levens gered? Zo voelt dat totaal niet. Ik ben professioneel hulpverlener. Ik doe mijn best om zorg te geven aan mensen die dat nodig hebben. Maar dat ik levens heb gered? Ik geef dan ook als antwoord dat ik dat niet weet. Ik voel me geen levensredder. Wanneer iemand acute zorg nodig heeft, krijgt de persoon dat. Wanneer iemand een hartinfarct doormaakt is het zaak om de juiste behandeling te starten en snel naar een ziekenhuis te gaan. Maar heb ik dan een leven gered? Voor mij voelt dat niet zo. Wanneer ik in een weekend 3 reanimaties heb waarbij de ene wel lukt en de andere niet, ben ik dan een levensredder? Ook dan voelt dat niet zo. Ik heb mijn best gedaan waarbij de ene patiënt er wel baat bij heeft en de andere niet.
Nee ik voel me geen levensredder, en als je vraagt of ik levens heb gered, denk ik dat ik voor sommige patiënten alleen een positieve bijdrage heb kunnen leveren aan de behandeling en soms misschien de overlevingskans.

Sommige behandelingen doet mij mijn wenkbrauwen fronsen. Als ik naar een reanimatie moet van een man gaan we zoals gewoonlijk snel ter plaatse. Ik kom als 2e auto aan, net na de eerste ambulance. De reanimatie is opgestart door de collega’s van de brandweer. Met een heel cordon hulpverleners gaan we door. Bij navraag wat er is gebeurd blijkt deze man ziek te zijn. Zo erg dat de behandeling is gestopt en mijnheer naar huis is gebracht om de laatste dagen onder familie te kunnen doorbrengen. Nu is het moment daar dat hij is overleden. Als ik het verhaal hoor, schat ik de kansen uitermate klein in. Maar familie geeft aan dat het de uitdrukkelijke wens is om er alles aan te doen om hem toch hier te kunnen houden. We doen ons best, maar als ik naar mijn collega`s kijk, zeggen als die blikken hetzelfde als wat ik denk. De kans is uitermate klein, danwel nihil. We gaan het niet redden en stoppen met de reanimatie. We verlenen nog laatste zorg. Als ik later de gegevens van deze patiënt krijg, begrijp ik de familie wel. Het was me niet opgevallen, maar de patiënt is een stuk jonger dan ik zelf….

We worden gestuurd naar een truck parking in de havens van Rotterdam. Een vrachtwagenchauffeur heeft 112 gebeld in verband met rugpijn. Tja, rugpijn is nogal algemeen. We gaan ter plaatsen en worden opgevangen door een spaanse dame die ons naar een van de vele vrachtwagens leid op de parkeerplaats. Ze spreekt geen woord nederlands of engels en probeert ons met handgebaren en spaanse zinnen duidelijk te maken wat het probleem is. Ze wijst in de cabine van de vrachtwagen. Ik klim naar boven en zie op het bed achter de zitting een man liggen. Hij geeft aan enorme pijn te hebben en is bekend met een hernia. Hij vraagt of ik een spuit van een betreffende pijnstiller kan geven zodat hij weer verder kan. De betreffende medicatie heb ik niet en zou ik ook niet zomaar geven. Ik zeg dat hij zich dan moet vervoegen bij de huisartsenpost of SEH. (Het is zondagavond). Ik probeer uit te leggen hoe het systeem in Nederland werkt. Hij lijkt het te begrijpen maar geeft aan niet uit zijn cabine te kunnen klimmen. Maar ja, een vrachtwagen canbine is niet zo heel ruim en hij zal toch echt zelf vanuit zijn bed, over de stoelen naar buiten moeten komen. Tja, ik besluit om de man wat fentanyl te geven. Ik zeg er wel nadrukkelijk bij dat hij dan wel mee moet naar het ziekenhuis en vanavond niet meer mag rijden. Tja, dat moet dan maar. Een eerste gift lijkt niet veel te doen. Maar na de 2e en zelfs 3e gift lukt het uiteindelijk om, na heel veel proberen, wachten en zuchten, uit de cabine te komen. Hij heeft wel serieus pijn. Hij drijft van het zweet en ziet er uiterst beroerd uit. Ik zit ongeveer aan de grens van mijn pijnstilling. Ik neem hem mee naar het ziekenhuis waar ze hem verder behandelen. Aan het einde van de avond is de man, met adequate pijnstilling ontslagen. Ik ben zelf toch bijna 2 uur met deze rit bezig geweest…

Soms kun je voor mensen net iets meer doen dan de standaard zorg. Ook is niet alle zorg in protocollen te ondervangen. Ik krijg een melding van een dame die is gevallen. Door medewerkers van een winkel in de buurt is ze overeind geholpen en even naar binnen gehaald. Ik kom als rapid responder ter plaatse. Ik hoor het verhaal aan en onderzoek de patiënt. Ze heeft een klein wondje waar een paar hechtingen in moeten. Die kunst ben ik zelf niet machtig en is voor de huisarts. Ik vraag mevrouw waar ze woont en of ze familie heeft. Haar man is een tijdje geleden overleden en kinderen heeft ze niet. Een kennissenkring is zeer klein of niet in staat auto te rijden. Ik neem contact op met de huisarts en besluit mevrouw zelf even daar te brengen. Bij de huisarts, krijgt mevrouw voorrang en de huisarts bekijkt de wond en zegt dat gelijk even af te handelen. Ik wil weggaan maar mevrouw vraagt mij, hoe kom ik straks thuis. Tja, natuurlijk ben ik geen taxichauffeur. Maar een alleen staande vrouw van bijna 90 jaar kan ik ook niet helemaal aan haar lot over laten. Ik denk even na. Ondertussen is de huisarts al bijna klaar. Mevrouw woont niet heel ver hier vandaan. Dan neem ik een besluit en zegt mevrouw wel even thuis te brengen. Nogmaals, ik ben geen taxichauffeur, maar sommige situaties zijn nu eenmaal zo dat een beetje extra service gewoon even nodig is.
Mevrouw is blij. Onderweg praat ze honderduit. Ze gelooft in engelen in mensengedaanten zegt ze. En ze is er stellig van overtuigd dat ik er daar een van ben. Ik glimlach en zeg dat ik ook wel een andere kant heb hoor. Maar ze is er van overtuigd. Ik zet ze, na een heel kort ritje, thuis af. Je bent een geschenk uit de hemel zegt ze. Ik geef aan dat dit niet zo is. Bliksemstralen gaan ook van boven naar beneden. Ik zeg tegen haar dat ze wel even naar mijn vrouw mag bellen, kijken of die daar ook van overtuigd is… Maar nee dat kan niet zegt ze. Natuurlijk streelt het mijn ego als dat gezegd word tegen me, maar stiekem moet ik ook wel erg lachen.