Beroepsmatig hulpverlener zijn schept verwachting. Je bent
herkenbaar in je uniform. Mensen verwachten iets van je en nemen snel dingen
aan. Jij bent immers de professional. Met een collega die er het zelfde
uitziet, een auto die herkenbaar is.
Maar wat als je privé betrokken bent bij een incident en
daarbij niet als hulpverlener herkenbaar bent. Een tijdje geleden was ik met
mijn gezin onderweg voor een familiebezoek. Op de snelweg reden we achterop een
ongeval. Het incident had net plaatsgevonden, want we waren de eerste auto die
stopte achter het incident. De details zal ik besparen, de afloop was een
dodelijk slachtoffer. Deze man leefde nog toen wij kwamen maar is aan zijn
ernstige verwondingen ter plaatse overleden. Je staat er bij en kunt niet veel
betekenen. Als ik aan het werk ben en een melding als deze krijg, kan ik
onderweg aanrijdend vast bedenken wat ik zou kunnen doen. Ik ben in uniform en
heb een hele auto aan materialen bij me. Nu werd ik ineens geconfronteerd met
het incident. Vanuit het niets en onvoorbereid. Ik ben gekleed in een korte
broek en sandalen. Heb totaal geen spullen bij me. Ik heb alleen mijn gezin bij
me die met grote ogen toekijkt wat er gebeurd. Mijn dochter zit voorin de auto
en wil het niet zien. Ze gaat achterin zitten.
Als ik tijdens mijn werk bij een incident komt, voel ik me
zelfverzekerd. Nu denk ik als hulpverlener maar tegelijkertijd loop je tegen
alle beperkingen aan omdat je niet als hulpverlener gekleed en inzetbaar bent.
Ineens bedenk ik me: Dit maakt dus de `gewone` burger mee in deze situaties. Je
wilt wel, maar kunt niet veel. Ik heb wel een goed gevoel overgehouden, wat
betreft de dingen en beslissingen die we genomen en gedaan hebben. Samen met
andere automobilisten die er ook waren.
Maar ja, het is heel vreemd om op deze manier bij een
incident betrokken te raken. Je bent totaal buiten je comfort zone. Je denkt
als hulpverlener, maar je handelt als leek (omdat je niets hebt).
Op een rustige middag krijg ik met mijn collega een melding
van een vrouw die onwel geworden is in een kapperszaak. We hebben de vrouw
nagekeken en ik besluit ze te presenteren in een ziekenhuis. Haar dochter wil
mee met de ambulance en vraagt of ze achterin bij haar moeder mag zitten. De
situatie is stabiel dus ik vind dit prima. Onderweg stelt ze vragen en is ze
erg belangstellend. Dan ineens is daar de vraag: Hoeveel levens heb je al
gered? Oeps, he, levens redden? Ik?
Tja, ik zit ruim 5 jaar op de ambulance, maar heb ik levens
gered? Zo voelt dat totaal niet. Ik ben professioneel hulpverlener. Ik doe mijn
best om zorg te geven aan mensen die dat nodig hebben. Maar dat ik levens heb
gered? Ik geef dan ook als antwoord dat ik dat niet weet. Ik voel me geen
levensredder. Wanneer iemand acute zorg nodig heeft, krijgt de persoon dat.
Wanneer iemand een hartinfarct doormaakt is het zaak om de juiste behandeling
te starten en snel naar een ziekenhuis te gaan. Maar heb ik dan een leven
gered? Voor mij voelt dat niet zo. Wanneer ik in een weekend 3 reanimaties heb
waarbij de ene wel lukt en de andere niet, ben ik dan een levensredder? Ook dan
voelt dat niet zo. Ik heb mijn best gedaan waarbij de ene patiënt er wel baat
bij heeft en de andere niet.
Nee ik voel me geen levensredder, en als je vraagt of ik
levens heb gered, denk ik dat ik voor sommige patiënten alleen een positieve
bijdrage heb kunnen leveren aan de behandeling en soms misschien de overlevingskans.
Sommige behandelingen doet mij mijn wenkbrauwen fronsen. Als
ik naar een reanimatie moet van een man gaan we zoals gewoonlijk snel ter
plaatse. Ik kom als 2e auto aan, net na de eerste ambulance. De reanimatie
is opgestart door de collega’s van de brandweer. Met een heel cordon
hulpverleners gaan we door. Bij navraag wat er is gebeurd blijkt deze man ziek
te zijn. Zo erg dat de behandeling is gestopt en mijnheer naar huis is gebracht
om de laatste dagen onder familie te kunnen doorbrengen. Nu is het moment daar
dat hij is overleden. Als ik het verhaal hoor, schat ik de kansen uitermate
klein in. Maar familie geeft aan dat het de uitdrukkelijke wens is om er alles
aan te doen om hem toch hier te kunnen houden. We doen ons best, maar als ik
naar mijn collega`s kijk, zeggen als die blikken hetzelfde als wat ik denk. De
kans is uitermate klein, danwel nihil. We gaan het niet redden en stoppen met
de reanimatie. We verlenen nog laatste zorg. Als ik later de gegevens van deze patiënt
krijg, begrijp ik de familie wel. Het was me niet opgevallen, maar de patiënt is
een stuk jonger dan ik zelf….
We worden gestuurd naar een truck parking in de havens van Rotterdam.
Een vrachtwagenchauffeur heeft 112 gebeld in verband met rugpijn. Tja, rugpijn
is nogal algemeen. We gaan ter plaatsen en worden opgevangen door een spaanse
dame die ons naar een van de vele vrachtwagens leid op de parkeerplaats. Ze
spreekt geen woord nederlands of engels en probeert ons met handgebaren en
spaanse zinnen duidelijk te maken wat het probleem is. Ze wijst in de cabine
van de vrachtwagen. Ik klim naar boven en zie op het bed achter de zitting een
man liggen. Hij geeft aan enorme pijn te hebben en is bekend met een hernia.
Hij vraagt of ik een spuit van een betreffende pijnstiller kan geven zodat hij
weer verder kan. De betreffende medicatie heb ik niet en zou ik ook niet zomaar
geven. Ik zeg dat hij zich dan moet vervoegen bij de huisartsenpost of SEH.
(Het is zondagavond). Ik probeer uit te leggen hoe het systeem in Nederland werkt.
Hij lijkt het te begrijpen maar geeft aan niet uit zijn cabine te kunnen
klimmen. Maar ja, een vrachtwagen canbine is niet zo heel ruim en hij zal toch
echt zelf vanuit zijn bed, over de stoelen naar buiten moeten komen. Tja, ik
besluit om de man wat fentanyl te geven. Ik zeg er wel nadrukkelijk bij dat hij
dan wel mee moet naar het ziekenhuis en vanavond niet meer mag rijden. Tja, dat
moet dan maar. Een eerste gift lijkt niet veel te doen. Maar na de 2e
en zelfs 3e gift lukt het uiteindelijk om, na heel veel proberen,
wachten en zuchten, uit de cabine te komen. Hij heeft wel serieus pijn. Hij
drijft van het zweet en ziet er uiterst beroerd uit. Ik zit ongeveer aan de
grens van mijn pijnstilling. Ik neem hem mee naar het ziekenhuis waar ze hem verder
behandelen. Aan het einde van de avond is de man, met adequate pijnstilling
ontslagen. Ik ben zelf toch bijna 2 uur met deze rit bezig geweest…
Soms kun je voor mensen net iets meer doen dan de standaard zorg.
Ook is niet alle zorg in protocollen te ondervangen. Ik krijg een melding van
een dame die is gevallen. Door medewerkers van een winkel in de buurt is ze
overeind geholpen en even naar binnen gehaald. Ik kom als rapid responder ter
plaatse. Ik hoor het verhaal aan en onderzoek de patiënt. Ze heeft een klein wondje
waar een paar hechtingen in moeten. Die kunst ben ik zelf niet machtig en is
voor de huisarts. Ik vraag mevrouw waar ze woont en of ze familie heeft. Haar
man is een tijdje geleden overleden en kinderen heeft ze niet. Een
kennissenkring is zeer klein of niet in staat auto te rijden. Ik neem contact
op met de huisarts en besluit mevrouw zelf even daar te brengen. Bij de
huisarts, krijgt mevrouw voorrang en de huisarts bekijkt de wond en zegt dat
gelijk even af te handelen. Ik wil weggaan maar mevrouw vraagt mij, hoe kom ik
straks thuis. Tja, natuurlijk ben ik geen taxichauffeur. Maar een alleen
staande vrouw van bijna 90 jaar kan ik ook niet helemaal aan haar lot over
laten. Ik denk even na. Ondertussen is de huisarts al bijna klaar. Mevrouw
woont niet heel ver hier vandaan. Dan neem ik een besluit en zegt mevrouw wel
even thuis te brengen. Nogmaals, ik ben geen taxichauffeur, maar sommige
situaties zijn nu eenmaal zo dat een beetje extra service gewoon even nodig is.
Mevrouw is blij. Onderweg praat ze honderduit. Ze gelooft in
engelen in mensengedaanten zegt ze. En ze is er stellig van overtuigd dat ik er
daar een van ben. Ik glimlach en zeg dat ik ook wel een andere kant heb hoor.
Maar ze is er van overtuigd. Ik zet ze, na een heel kort ritje, thuis af. Je
bent een geschenk uit de hemel zegt ze. Ik geef aan dat dit niet zo is.
Bliksemstralen gaan ook van boven naar beneden. Ik zeg tegen haar dat ze wel
even naar mijn vrouw mag bellen, kijken of die daar ook van overtuigd is… Maar
nee dat kan niet zegt ze. Natuurlijk streelt het mijn ego als dat gezegd word
tegen me, maar stiekem moet ik ook wel erg lachen.