maandag 14 september 2020

In de knoop


Psychiatrie, ooit heb ik wel eens gezegd dat het niet echt mijn ding is. Nog steeds staat het niet boven aan mijn lijstje met `leuke` dingen. De grootste ergernis van de psychiatrische zorg is echter dat je soms letterlijk tegen muren aan loopt om zorg georganiseerd te krijgen. Dus niet zozeer de ziekte zelf. Al is inlevingsvermogen bij een psychiatrische aandoening wat moeilijker dan bij een somatische aandoening. Iemand die een been breekt ziet er pijnlijk uit en het letsel is heel duidelijk zichtbaar. Ziekten in het hoofd zijn voor de buitenwereld niet zichtbaar. Ook niet voor mij als ambulanceverpleegkundige. Echter heb ik door de jaren heen wel meer begrip gekregen voor psychiatrische ziektebeelden. Er is echter een groot onderscheid in begrip gebaseerd op het ontstaan van een psychische gesteldheid. Voor iemand die drugs gebruikt heeft en vervolgens doordraait kan ik nog steeds niet veel begrip opbrengen. Echter zijn er veel aandoeningen die ontstaan zijn op basis van gebeurtenis in het verleden. Mensen raken daardoor in de knoop en hebben zelf geen grip meer op de situatie. Hierdoor kunnen er zeer schrijnende situaties ontstaan. Soms kan ik dan alleen maar meelijden hebben met de patiënt. De volgende situatie is een voorbeeld van iemand waar ik alleen maar meelijden mee kan hebben. En voor de familie overigens.

We krijgen de melding dat er een man aan het doordraaien is. Deze man is door de huisarts en acute dienst psychiatrie gezien en de acute dienst heeft beoordeeld dat deze man een crisismaatregel krijgt. Een crisismaatregel houdt in dat een patiënt verplicht (dus tegen zijn zin) opgenomen moet worden omdat de patiënt een gevaar is voor zichzelf of voor zijn omgeving. De patiënt is bekend met PTSS. Dit heeft hij opgelopen in het verleden en dat zorgt er soms voor dat hij in een psychose beland en alles en iedereen als een bedreiging ziet en het gevoel heeft zichtzelf te moeten verdedigen. 

De acute dienst is ter plaatse en wacht ons in de straat op. Familie is aanwezig en hier reageert de man wel rustig op. Hij heeft al gezegd dat hij niet vrijwillig mee zal gaan, want wij willen alleen maar kwaad doen. De meegestuurde politie komt ook ter plaatse en we gaan in overleg hoe we het gaan doen. Je zoekt met elkaar een balans en probeert met de minst ingrijpende maatregelen deze man mee te krijgen. Echter zijn we door de familie gewaarschuwd dat de man niet vrijwillig zal meewerken. We zijn niet uit op geweld. En willen het liefst escalatie voorkomen. Ook de politie is niet uit op geweld en heeft het beste met de man voor. Je maakt besluiten waarbij een balans gevonden moet worden tussen: eigen veiligheid, de veiligheid van de patiënt en zijn omgeving. Je wilt ook niet dat het uit de hand loopt en hoopt op een snelle afhandeling. Wel ben ik erg blij dat de politie aanwezig is omdat zij net iets meer middelen hebben om te handelen wanneer de situatie mocht escaleren. We proberen de man eerst door praten mee te krijgen hebben we besloten. De man ziet ons aankomen en begint agressief te praten. Naarmate hij zich meer in het nauw voelt lijkt hij bozer te worden. Op een gegeven moment begint hij met spullen naar ons te gooien. Dan besluiten we dat de politie de man moet overmeesteren zodat ik wat medicijnen kan toedienen. Zoals gezegd, gebeurt. De man wordt door de politie geboeid en hij krijgt van mij medicatie waardoor hij na 10 minuten in slaap valt. We rijden hem op de brancard in de ambulance en laten zijn vrouw en familie nog even kijken. De tranen lopen over haar wangen. Ik klop haar op de schouder. Wat moet het verschrikkelijk zijn om je partner overmeesterd te zien worden en geboeid een ambulance in geschoven zien worden. Alleen omdat het in het hoofd niet goed gaat. Gekweld in je eigen psyche. De familie begrijpt heel goed dat we geen andere keus hebben en spreekt ook uit dat dit beter is. We brengen de man naar een psychiatrische instelling en ik hoop van harte dat hij daar na een goede behandeling weer snel naar huis kan. Wat een verleden al niet kan doen met je.  

Een andere keer krijgen we een melding dat een vrouw (72) zichzelf in haar arm heeft gestoken met een keukenmes. Als wij aankomen in de instelling waar ze woont, word ze in bedwang gehouden door 2 medewerkers. De wond is verbonden maar ze probeert het verband er af te halen. Tussendoor roept ze steeds dat ze helaas verkeerd heeft gestoken en dat ze dood wil. Het leven heeft voor haar geen zin en het liefst wil ze nu nog dood. Broeder, geef me alstublieft een spuitje want ik wil zo snel mogelijk dood. Tranen lopen over haar wangen en ze is vol emotie. Met lange halen huilt ze haar verdriet eruit. Tussen alle snikken, vloeken en verdriet door komt langzaam haar verhaal naar boven. Ik heb meelijden. Ze blijft herhalen dat ik maar een spuitje moet geven. Het staat volgens haar zelfs op papier. Maar ze bedoelt een `niet-reanimatie-verklaring`. Ik zeg haar dat ik nooit een spuitje kan en mag geven dus die optie heb ik niet. Wel beloof ik haar te helpen. Dat is er nog even een krachtmeting omdat ze probeert los te komen uit mijn greep en die van een medewerker. Na een uur is ze rustiger en lijkt ze redelijk tot zinnen te komen. Echter is de doodswens er nog steeds. Ik kan haar in deze toestand niet achterlaten en neem contact op met de acute dienst voor een beoordeling. Na een uur krijg ik te horen dat ik mevrouw in een instelling kan brengen ter beoordeling. Nadat ik haar heb overgedragen denk ik nog even na over de situatie. Ik heb meelij met haar. Dat je psychisch zo overloopt dat je alleen maar kan wensen dat het leven stopt. Wat moet je dan in de knoop zitten.

Als ik een paar dagen later een man op moet halen die door de politie van straat is gehaald omdat hij mensen lastigviel en spullen vernielde bij woningen is mijn empathielevel een heel stuk lager. Deze man is in een psychose terecht gekomen door het gebruik van grote hoeveelheden drank en drugs. Gelukkig rijdt de politie mee, want een ambulance is niet echt een geschikte plaats om samen met een patiënt te zitten die elk moment kan doordraaien. Zijn toestand balanceert tussen agressie, schelden en seksueel ongeremdheid. Als je niet eens doorhebt dat je jezelf hebt ontkleed en bevuilt heb je net een beetje te veel goodies ingenomen. Maar hoe hard het klinkt, dit is gebaseerd op drugs en drank en dan kan ik alleen maar denken, je doet het helemaal zelf. 

Voel ik me in zulke situaties onveilig? Nee dat niet, maar ik neem wel mijn maatregelen. De ene keer laat je politie meerijden in de ambulance omdat je niet wilt dat de patiënt de hele keet verbouwt. De andere keer is de situatie onder controle en kun je het alleen af of vraag ik de politie achter ons aan te rijden. Er zijn namelijk patiënten die heftig reageren op het zien van een politie-uniform. 

Soms kun je je nog steeds verbazen hoe snel je van de ene situatie in de andere kunt belanden. We krijgen een melding van een vrouw die belt dat haar vader benauwd heeft, niet reageert en blauw ziet. Het wordt een spoedmelding (A1) en komen bij de flat aan. Omdat vooraf meestal niet bekend is of een patiënt wel of geen reanimatie wil, nemen we alle spullen mee omdat je er niet om verlegen wilt zitten als je het nodig hebt. En deze melding heeft er alle schijn van. 

Boven gekomen worden we opgewacht door de dochter en die vraagt waarom we alle spullen meenemen want haar vader is terminaal en gaat volgens haar overlijden. Ik besluit haar nu even te negeren en wil eerst de patiënt zien. Ik kom in de slaapkamer en zie een enorm uitgemergelde man op bed liggen die oppervlakkig adem haalt en nergens op reageert. Wanneer ik heel snel de omgeving in me opneem, merk ik dat de patiënt ernstig ziek is. Zijn postuur, maar ook de aanwezigheid van diverse hulpmiddelen waaronder een zuurstof apparaat. 

Ik sluit snel wat apparatuur aan om te zien waar we staan. Dan vraag ik snel aan de dochter wat de toestand is. Ze geeft snel aan dat mijnheer terminaal ziek is en uitbehandeld is. In het ziekenhuis is een niet reanimatieverklaring. Maar haar moeder heeft in paniek gebeld omdat die haar man niet meer wakker kreeg. Ik begrijp de situatie en vertel dat ik inderdaad verwacht dat mijnheer zal overlijden. De metingen die ik doe zijn weinig hoopvol. Echter verandert de situatie niet gedurende mijn aanwezigheid. De patiënt ligt in comateuze toestand in bed. Gelukkig is deze wel comfortabel. Ik besluit te gaan overleggen met de huisarts voor een beleid. Wanneer ik aan het bellen ben verandert de situatie opeens vrij plotseling en geef snel aan de huisarts door dat ze moet komen en dat ik verwacht dat het overlijden nu gaat plaatsvinden. Ik zeg tegen de partner dat die naast bed moet gaan zitten omdat ik denk dat hij nu overlijd. Enkele ogenblikken later geeft mijn monitor aan dat het hart inmiddels volledig is gestopt en dat de patiënt is overleden. Met mijn collega verschonen we het bed en leggen de patiënt netjes en enigszins toonbaar in bed. We wachten op de huisarts zodat die de zorg kan overnemen. Ik vraag aan de familie of we nog iets kunnen betekenen en leggen in grote lijnen uit wat er nu gedaan moet gaan worden.

Ik kijk mijn collega aan als we weggaan. We zijn beide tevreden over de gegeven zorg. Ook dit hoort bij ons werk. Na het overlijden van een patiënt zal ik (wanneer mogelijk) altijd zorgen dat de patiënt er netjes bij ligt. Voor de familie is dit het laatste wat je kunt doen. En deze indruk is vaak blijvend. Deze zorg duurt meestal wat langer, maar vind ik een van de belangrijkste aspecten. Hiermee maak je het verschil tussen goede en slechte zorg is mijn opvatting. Nabestaanden moeten het gevoel hebben dat je met zorg en respect hebt gehandeld. Ik ben tevreden wanneer ik wegloop met het gevoel: zo zou ik het zelf ook gewild hebben.